Er was een tijd waarin ik altijd alles uitstelde. De keuken een grote ontplofte chaos met afwas die dagenlang bleef staan, de was die in bergen boven mijn chaotische hoofd groeide, en mijn to-do lijst groeide tot een monsterlijk formaat. Ik vertelde mezelf steeds: “Morgen doe ik het wel. Of wanneer ik er dan ook zin in zou gaan krijgen” Maar morgen of die dag met zin kwam nooit, en alles voelde zwaar.
Tot ik op een dag wakker werd met het besef dat uitstellen me meer energie kostte dan het meteen oppakken. De onafgemaakte taken hingen als een donkere wolk boven mijn hoofd, en dat voelde benauwend. Dus besloot ik het anders te doen.
Ik begon klein: een paar minuten de vaatwasser te vullen en het aanrecht te kuisen, een paar wassen per dag te doen, een kwartier om een lastig telefoontje te plegen, al blijft tot op de dag van vandaag nog lastig wegens de onderbemande callcenters. Tot mijn verbazing voelde ik me opgelucht, zelfs bevrijd. Elk afgerond taakje gaf me een kleine overwinning, een sprankje trots. En die trots groeide.
Vanaf dat moment besloot ik: ik stel niets meer uit. Als iets binnen vijf minuten kan, doe ik het meteen. Grotere taken? Ik breek ze op in stukjes, zodat ze behapbaar zijn. Zo groeit het vertrouwen in mezelf.
Ik heb geleerd dat ik liever actie onderneem dan blijf hangen in een mist van twijfel en stress die uitgroeit tot nog warriger bergen. Het maakt mijn dagen lichter, mijn hoofd helderder en mijn nachten rustiger.
Uitstellen? Daar heb ik geen tijd voor. Ik leef nu.
0