Je kan niet schrijven!

Dat riep een columnist eens tegen me. Die opmerking sneed diep in mijn ziel. Had ik net nog wel een mooie site voor hem neergezet, en dat was dan zijn dank. “Tja, ik kan beter heel eerlijk zijn!” was zijn ludieke antwoord.
“Doet het er werkelijk toe wat deze man er van denkt?”, vraag ik me af, elke keer als ik mezelf er toe wil zetten om eens een scherpzinnige post neer te zetten. “Laat het los en bewijs het tegendeel!”, bijt ik mezelf dan weer toe. Maar het is vaker wel dan niet een verlammende bekentenis van iemand die me niet goed kent, behalve online dan. Maar nooit eerder een diepzinnig gesprek met me heeft gevoerd.
Ik was werkelijk waar te verbluft om er een zinnig antwoord op te (kunnen) geven, behalve dan dat mijn gekwetste introverte ik danig aan het protesteren sloeg. Onderhuids. In dat brein. Ik wilde als het ware mijn stukjes tekst in zijn hoofd kunnen overbrengen als in een soort van bovenzintuiglijke synchroniciteit. Mijn groteske ideeën in zijn hoofd plaatsen van hoe ik de wereld dan zie. Ervaar. Beleef.
Die wereld van bedelaars met zulke hondslieve ogen dat je ze liefst je laatste spaarcentjes schenkt, de wereld van vluchtelingen die het godzijdank wagen om een gelukkiger toekomst af te dwingen, de wereld van vrouwen die riskeren hun geloofwaardigheid in hun beroep te verliezen door te doen alsof ze kunnen schrijven. Nee, daar gaan we wéér.
Heeft deze man ooit het concept van bloggen goed begrepen? Zouden die criticasters die zelfs dyslectische schrijvers menen te moeten corrigeren, het concept van schrijven wel door hebben? Schrijf ik wel voor iemand anders? Of schrijf ik louter voor mezelf?
De kunst is om alles wat er niet toedoet van je af te laten vallen.
Henk van Straten in de Happinez, nr 3, 2022
Dat las ik net op tijd. Dank je, Henk. Fijn dat je dat nu eindelijk zelf toegeeft. Ik durf nu dan eindelijk weer te schrijven. En het werd tijd!