Ongeveer vier jaar geleden zat ik muurvast in een egocentrische, donkere wolk. Mijn broer leek de blaaskanker niet te gaan overleven. Ik wist dat mijn moeder op een dag zou sterven. Mijn vader was al dertien jaar weg. En ergens diep vanbinnen voelde ik het al aankomen: ooit zou ik helemaal alleen komen te staan. Die gedachte joeg me destijds zoveel angst aan, dat ik niet eens zeker wist of ik dat zelf zou overleven.
Maar kijk waar we nu zijn, vier jaar later. Vaderlief, broerlief en moederlief lijken vanaf een zachte wolk naar beneden te gluren. Soms voel ik ze duwen in mijn rug. Soms, als ik om raad vraag, lijkt er een antwoord te komen. En dan vraag ik me altijd af: komt dat omdat ik ze zo door en door goed kende dat ik weet wat ze zouden zeggen? Of is er iets groters, iets dat een gedachte zachtjes mijn hoofd in schuift?
Vandaag las ik deze spreuk:
“Wie de toekomst als tegenwind ervaart, loopt in de verkeerde richting.“
En ineens sloeg die binnen als een schot. Want het is uiteindelijk je eigen angst, je eigen paniek, je eigen onzekerheid die van de toekomst een monster maakt. Vroeger vrat dat aan mijn ziel, mijn ego, zelfs mijn hart.
Maar nu? Nu sta ik als een rots.
Ik voel geen huiver meer voor wat komt. Integendeel: mijn nieuwsgierigheid maakt dat ik zelfs zin krijg in het onbekende. Er zijn nieuwe doelen, nieuwe plannen, nieuwe dromen. En ineens is het glashelder dat ik vooral aan mijzelf moet werken om vooruit te blijven gaan, zoals ik altijd heb gedaan.
En dus draai ik me om, zet mijn voeten stevig in het zand, kijk de toekomst recht in de ogen en denk:
Laat die tegenwind maar komen. Ik heb hem nodig om nóg harder te vliegen.

Hoi... Ik ben Irene, bouwjaar 1967, en een gedreven schrijfster sinds 2002. Ik schrijf essays, columns en artikelen. Heb reeds een chicklit geschreven, ben werkzaam in de ICT en, tja, word thuis meestal wel herconditioneerd door mijn feline vriendje Coco en Shih Tzu, Kiki... 