Soms, heel soms – maar gelukkig veel minder dan vroeger – val ik terug in dat oude pantser van het onzekere meisje dat ik ooit was. Dat meisje dat zich te kwetsbaar voelde en zich dus ook zo gedroeg. Achteraf verbaast me dat steeds weer. Het is een rol waarvan ik dacht voorgoed afscheid te hebben genomen. En toch… het lijkt een veilige plek om even te schuilen.
Het zit zo: met de afwikkeling van de nalatenschap – mijn moeder overleed in augustus jl. – word je eigenlijk zonder pardon in het diepe gegooid. Onzekerheid alom, simpelweg omdat ik dit nog nooit eerder heb meegemaakt. En eerlijk gezegd, liever ook niet had willen meemaken.
Die onzekerheid knaagt aan de nog wat fragiele randjes van mijn ziel. 😉 Ik heb mezelf er eens op betrapt en onderzocht – en wat ik daar zie, vind ik niet altijd even leuk. Het is alsof ik alle hoeken van mijn breekbare brein opnieuw mag ontdekken. En ja hoor, ik heb ze allemaal weer even mogen zien. Tot mijn eigen grote spijt.
Waarom toch? Waarom kan ik niet gewoon meebewegen met wat er is? Waarom word ik zo ontzettend tegendraads zodra iets tegenzit? Mijn eerste reflex, zodra het lastig wordt, is namelijk: koppig zijn. Vreselijk koppig.
Toch denk ik dat dit misschien wel een heel natuurlijk proces is. De situatie doet zich voor; ik word boos of dwars, mopper wat, tier wat. En dan word ik de volgende dag wakker, en los ik het – geheel zoals de Britten zouden zeggen, matter of factly – gewoon op. Alsof er niets aan de hand was. Alsof het oplossen zélf de verwerking is. En ik daarna weer dóóóórrrr kan.
Een klein stukje psychologie van mezelf dat ik waarschijnlijk nooit helemaal zal begrijpen.

Hoi... Ik ben Irene – bouwjaar 1967 – en een gedreven schrijfster sinds 2002. Ik schrijf essays, columns en artikelen. Heb reeds een chicklit geschreven, ben werkzaam in de ICT en, tja, word thuis meestal wel herconditioneerd door mijn feline vriendje Coco en Shih Tzu, Kiki... 